Herbert Groeneveld is samen met zijn vrouw eigenaar van de melkveehouderij Schuttershof in Well (Gelderland). Hij is al twintig jaar bezig met kruidenrijk grasland en heeft inmiddels 75 hectare kruidenrijk. Hiervan wordt 60 hectare gebruikt voor beweiding en 15 hectare is natuurlijk ingericht. De eerste kennismaking voor hem met kruidenrijk grasland begon met een stukje kruidenrijk grasland dat hij van Staatsbosbeheer had gekregen. De koeien die op dit perceel worden geweid geven de meeste melk, zegt Herbert. Herbert wordt steeds enthousiaster van kruidenrijk grasland en heeft inmiddels bijna al zijn grasland met kruidenmengsels ingezaaid.
“Op al mijn kruidenrijke grasland wisselen de soorten elkaar in dominantie af. Zo heb ik het ene jaar bijvoorbeeld voornamelijk rode klaver op het land en het jaar daarna Luzerne en cichorei. Op de meest verschraalde stukken werd het laatste jaar soms Jacobskruiskruid heel dominant en die heb ik toen handmatig eruit moeten trekken. Daarna zijn er wel heel veel soorten kruiden teruggekomen. Hier ben ik heel blij mee.”
Maaien doet Herbert het liefste zo min mogelijk. “Het is namelijk zo dat elke keer dat je maait, de grond steeds verder verschraald raakt. Daardoor krijg je minder kruiden en is je land dus minder gevarieerd.” Het zo min mogelijk maaien zorgt ook voor een vermindering van de uitspoeling van nutriënten, volgens Herbert. “Het beste is om niet te maaien en af te voeren. Je zou een deel van het gemaaide gras moeten laten liggen voor die kringloop. De bodem moet goed bedekt blijven met organische stof, dat is belangrijk om de uitspoeling tegen te gaan. Wanneer de grond kaal wordt, krijg je direct te maken met verdroging, waardoor de grond gaat scheuren. Door de scheuren spoelen de nutriënten snel uit.”
Ook in het mestgebruik is Herbert terughoudend: ”Na weidegang hoeven wij niet nog extra te bemesten, wel kan er soms wat vaste mest tussen weidegangen toegepast worden”. Herbert benadrukt hierbij ook het belang van ‘’strontbossen’’, ook wel mestbossen genoemd. Deze zijn namelijk essentieel voor weidevogels. “Door de nutriënten in de koeienpoep groeit het gras rond de koeienpoep sneller, waardoor er een gevarieerder grasland ontstaat. Dat langere gras dat door het snelle groeien ontstaat is ideaal voor weidevogels, omdat ze hierin kunnen schuilen. Ook komen in mestbossen heel veel insecten voor. Bijna alle insecten komen op de mestbossen af. Die insecten vormen het voedsel voor de weidevogels, wat nog een reden is dat weidevogels naar die mestbossen trekken. Dat de mestbossen de hoeveelheid weidevogels bevordert blijkt ook wanneer Herbert naar zijn percelen kijkt. “Ik merk dat er veel meer weidevogels voorkomen op kruidenrijke percelen met mestbossen. Je ziet hier heel veel patrijzen en fazanten. Deze zitten vooral op de percelen die natuurlijk zijn ingericht.”
Ook merkt Herbert dat de waterregulering op kruidenrijke percelen beter is. “Een betere droogteresistentie is wel merkbaar op de kruidenrijke percelen. Het is hier nu best wel droog en dan zie ik wel dat het kruidenrijke land er groener bij staat en ook harder groeit, in vergelijking met het Engels raaigras. Voor percelendie niet beweid kunnen worden wil hij nog een tip meegeven. “Luzerne bemest ik weinig, omdat deze heel diep wortelt. Dit maakt het een goed wintergewas. Luzerne is dus ideaal als je niet kunt beweiden. Zelfs als het buiten 40 graden is, groeit dit gewas gewoon door.”
Kijk voor meer informatie op de website van Schuttershof.